maandag 13 september 2010

De kracht van het woord












Waarom roddelen mensen? Roddelen is kwaadspreken over iemand anders die er niet bij is. ‘Schelden doet geen pijn’ leerde ik vroeger. Daar ben ik het niet meer mee eens. Schelden doet wel degelijk pijn. Je kunt jezelf heel goed leren daar immuun voor te worden, maar het gebruik van negatieve bewoordingen heeft altijd een destructief effect en creĆ«ert afscheiding en leidt tot afstand. In het groot zijn daar afschuwelijke voorbeelden van. Kijk naar Rwanda begin jaren negentig waar Hutu’s via de radio de Tutsi’s stelselmatig als ‘kakkerlakken’ aanduidden. Door deze oproepen verwerd een gehele bevolkingsgroep in zeer korte tijd tot ongedierte. De stap om dan tot moorden over te gaan is niet meer zo groot. Een kakkerlak om zeep brengen is immers niet zo erg.

Een ander voorbeeld en dichter bij huis is de evolutie van terminologie in de verstandelijk gehandicapten sector van ‘idioot’ en ‘mongool’ tot ‘zwakzinnig’ en ‘zwakbegaafd’ en tegenwoordig ‘mensen met een verstandelijke beperking’. De lading van het woord werd steeds weer te negatief bevonden, er werd wat anders verzonnen, tot dat weer een te negatieve betekenis kreeg. Een woord op zich is natuurlijk neutraal, het is degene die het woord gebruikt die er betekenis aan verleent. De negatieve betekenis zegt veel over het niet accepteren van iemand, of een bevolkingsgroep. ‘Mongool’ op zich is niet meer dan een naam voor mensen die dezelfde chromosoom afwijking hebben. Het is pas een scheldwoord geworden doordat we blijkbaar moeite hebben het anders-zijn van mensen met Down te accepteren.

Wat heeft dit alles met roddelen te maken? Voor mij is roddelen een illustratie van het bovenstaande op kleine schaal. Door te roddelen zet je letterlijk de toon over iemand anders, die er bovendien ook nog eens niet bij is, en zich dus ook niet verweren kan. Het ‘wij’ en ‘zij’ principe werkt hier ook door: wij zijn goed en (de ander) is slecht/minder. Ik denk dat dat de aantrekkingskracht van roddelen ook is. Door samen te roddelen kun je een gevoel van eenheid en acceptatie ervaren. Mijn hypothese is dat er meer geroddeld wordt in omgevingen waar minder veiligheid ervaren wordt. Daar is het immers van belang om medestanders te zoeken, een, misschien wat kunstmatig maar wel bevredigend, gevoel van acceptatie en samenhang. Het idee van ‘samen staan we sterk’, zoiets. Zo bezien heeft roddelen vooral te maken met angst en gebrek aan vertrouwen. Angst dat een ander de overhand neemt, sterker, slimmer, mooier aardiger etc. is. Dus blijkbaar voel je jezelf dan niet zo sterk, slim, aardig. De roddel die je verspreid zegt dus veel meer over jou en jouw onzekerheden dan over de ander. Zo bezien maak je jezelf dan juist niet sterker maar veel kwetsbaarder: jouw onzekerheden liggen nu immers op straat!

Ik roddel wel eens. Ik voel me daar echter steeds minder goed bij want ik realiseer me dat het me geen energie geeft om me af te zetten tegen mensen en ander uit te sluiten. In tegendeel, het kost energie en levert me een gevoel van innerlijke onrust op. Al was het alleen maar de onzekerheid over of anderen ook zo over mij praten en mij daarmee buitensluiten. Maar ook omdat ik helemaal niet in een wereld wil leven die onderverdeelt, uitsluit, denkt in ‘wij’ en ‘zij’, uitgaat van negativiteit. Negativiteit kost energie, positiviteit levert energie op en verbindt, wat op zichzelf al energie oplevert. Het is niet moeilijk om niet te roddelen, wanneer ik me bewust blijf van het bovenstaande is het zo vanzelfsprekend om het niet meer te doen.

Een interessante stap verder is: zeg ik er wat van als anderen roddelen? Dat vind ik best moeilijk en hangt voor mij samen met: hoe goed ken ik de ander(en)? Hoe vertrouwd voel ik me bij hen? En hoe veilig? En hoe zit ik eigenlijk in mijn vel op het moment dat het gebeurd? Als ik er wat van zeg hoe is dat voor die ander? Gaat die zich juist vervelender voelen? Of, gaat de ander mij dan als mikpunt van roddel nemen?

Allemaal gedachten die ik me goed kan voorstellen maar die eigenlijk zo zeer de angst en onzekerheid in mij zelf voeden. Ik denk dan aan het Cherokee verhaal van de oude man die het kind vertelt over de voortdurende strijd van de twee wolven in ons: de slechte wolf van angst afgunst en haat die hebzuchtig is en haatdragend. En de goede wolf van liefde, vergevingsgezindheid en zachtaardigheid die behulpzaam en genereus is. De jongen vraagt de oude man: ‘Wie wint er?” en de oude man antwoord: ‘ Degene die jij voedt’ .

Ik neem me voor om er vanaf nu vaker wat van te zeggen als mensen roddelen. Dat is het voeden van verbinding en positiviteit. Dat is bouwen aan vertrouwen, van mij en van de ander. Dus van de wereld.